De kerkhistorische geschiedenis van onze dorpen
(Bron: Als een windvlaag over velden)
Reeds in "de geschiedenis van de
dorpen",
hoofdzakelijk handelend over de geschiedenis
van de waterschappen in ons gebied, werd veel duidelijk inzake het ontstaan van onze dorpen. Toch doe je de geschiedenis geweld aan, als je klakkeloos ervan uitgaat, dat 't Veld ontstond zoals Warmenhuizen, Kolhom of Zijdewind.
Deze dorpen nestelden zich immers aan de voet van een belangrijke waterkering en breidden zich vanzelf uit.
Je kunt de geschiedenis van het dorp 't Veld niet goed begrijpen, als je evenmin studie hebt
gemaakt van de kerkhistorische achtergronden. De stelling, dat 't Veld zijn bestaan dankt aan de Contra-Reformatie
zal na dit hoofdstuk na tal van argumenten dan ook overeind kunnen blijven.
Dit is niet alleen de mening van de schrijver G.van Wijk, die de historie van beide dorpen beschrijft in zijn boekje 'Iets
verteld over Zijdewind en 't Veld', ook andere schrijvers zijn deze mening toegedaan. Maar we beginnen vooraan.
De regio West Friesland was gekerstend door de grote Ierse missionarissen als Willibrord, Bonifacius en Wulfram. Vele oude kerkgebouwen uit onze regio zoals de Oude Ursula te Warmenhuizen, de Willibrordkerk te Haringhuizen en de Sint Maartenkerk te Oudkarspel met toren zonder spits, verder ook de ru nekerk
te Oude Niedorp, zijn overblijfselen van het roomse leven van v r de Reformatie.
Maar in de 16e eeuw werden de
pastoors van deze parochies door de overheid gewoon gedwongen de nieuwe protestantse leer aan te hangen en in het andere geval werd je opgepakt. De pastoors Dirks uit Nieuwe Niedorp, Van Oogen uit Winkel en de pastoors van Barsingerhorn en Sint Pancras pleegden verzet en werden gevangen gezet in de dwangburcht van Sonoy te Schagen. Het Hof van Sonoy in Alkmaar terroriseerde deze streek en maakte korte metten met de onwillige roomsen.
Zo werden de katholieken in het verzet gedrukt en in de 17e eeuw ontstaat er vanuit Haarlem georganiseerd verzet. Op het bord achter in de katholieke kerk te Schagen met een lijst van alle pastoors vanaf het ontstaan van deze Schager parochie, ziet u boven aan
Pastoor Cats staan. Deze Joost Boudewijns- zoon Cats, uit Schoonhoven afkomstig, had zijn opleiding in Leuven ontvangen en kreeg als taak om westelijk West- Fries- land voor de Katholieke Kerk te
herwinnen. Zijn standplaats was weliswaar Schagen, maar wat had hij te zoeken in het vijandig gezinde Sonoy-kamp?
Deze jonge priester vestigde zich om strategische redenen ten zuiden van Schagen op het platteland. Daar trof hij al veel volgelingen, meestal vrome vrouwen, die
hand- en spandiensten voor de schuilkerkjes deden. Zij werden 'Clopjes' genoemd, omdat de dames, als Sonoy weer eens een razzia hield om verboden godsdienstoefeningen op te sporen, als een soort telefooncirkel elkaar via kloppen
op de deur verwittigden van het naderende onheil.
De plek waar de Clopjes zich ophielden en dat als 'Cloister' bekend stond, was achter de huidige kerk te 't Veld, op de plek, waar nu het kerkhof ligt. Amold Wit schrijft hierover: 'Een ware enclave vormde het gebied van de Ooster- en Westerkampen met enkele
gehuchten, waar de bevolking geen behoefte had om naar de Reformatie over te gaan'.
Op de grens en in een uithoek van de steden Oude en Nieuwe Niedorp groeide een nieuw dorp 'in de velden' en het kreeg allengs de naam 't Veld.
Diverse inwoners van Oude en Nieuwe Niedorp en Winkel, die trouw aan de R.K. godsdienst waren, vestigden zich in de Veldtemer enclave.
Door de burgerlijke overheid werd 't Veld en haar bewoners van het begin af nauwelijks gedoogd, maar vaak zoveel als mogelijk achtergesteld. In de latere doop-, trouw- en begrafenisregisters tref je dan ook generaties lang de namen van deze eerste bewoners aan.
Als we dan over een dorp spreken, bedoelen we de dijk- en landpaden, die de onderlinge boerderijen met elkaar verbonden. In 1612 wordt in een van de huisjes van het 'Cloister' een kamer ingericht als kapel. In dat jaar
ontstond de zelfstandige parochie 't Veld.
Het was het werk van pastoor Bavo Costerius, bijgenaamd Cleerbesem, die Pastoor Cats was opgevolgd. Maar pastoor Cleerbesem kon vanwege zijn daden geen genade vinden bij de heren van Sonoy en hij verdween zoals velen van zijn voorgangers in de dwangburcht van Schagen. Ondanks de godsdiensttwisten hield in 't Veld het
katholieke geloof stand.

De parochie 't Veld had een groot werkgebied. Niet alleen de dorpen Nieuwe- en Oude Niedorp en Winkel vielen onder 't Veld, ook een groot stuk van
Harenkarspel en Heerhugowaard hoorde erbij. Al was in de vorige eeuw het gebied van de parochie 't Veld uitgestrekt, door de bevolkingstoename in de andere dorpen ontstond daar de behoefte een eigen
parochie te stichten. In 1909 werd kapelaan Helwig te 't Veld benoemd met als opdracht een parochie in Heerhugowaard- Noord te stichten.
In 1911 werd de kerk,
toegewijd
aan het H. Hart van Jezus, officieel geconsacreerd. In 1918 volgde een soortgelijke benoeming voor kapelaan Vollering. Nu voor Harenkarspel voor het gebied Waayerland, nu bekend als
Waarland. In 1920 wordt Waarland zelfstandig en de parochie heet Sint Wulfram. Het katholiek Armbestuur van 't Veld schonk het nieuwe Armbestuur van Waarland
f 3000. Elke parochie diende immers over een Armbestuur te beschikken. Het bestuur verschafte parochianen hulp die in financi le moeilijkheden verkeerden.
In 1905 kreeg het kerkbestuur van 't Veld van het bisdom Haarlem opdracht om grond te kopen aan de Ooievaarsweg te Nieuwe Niedorp, teneinde daar een
bijkerk of kapel met priesterwoning te
kunnen bouwen. Daartoe werd het gekocht, maar feitelijk was de grond bestemd om een klooster voor de Franciscanen te bouwen, die mee gingen helpen in de zielzorg in dit gebied.
Pas in 1944 werd Nieuwe Niedorp zelfstandig en wordt er een rectoraatskerk gebouwd onder de naam Maria lmmaculata (Onbevlekte Ontvangenis). Het Bisdom schreef aan de nieuwe parochie: 'Aan dit Rectoraat
wordt een eigen gebied van zielzorg toevertrouwd. Daartoe is het noodzakelijk om van de parochies 't Veld (Sint Martinus) en Heerhugowaard (H. Hart van
Jezus) enige gedeelten af te scheiden.
Deze regeling gaat in op 15 januari 1944 en zal zondag 9 januari 1944 op de gebruikelijke wijze van den kansel worden afgekondigd in de drie bovengenoemde
parochies'. En zo herhaalt zich de geschiedenis, want anno 1999/2000 zijn drie van
de vier parochies weer actief in een samenwerkingsverband te weten 't Veld, Nieuwe Niedorp en Waarland. Het franciscaner klooster is nu seminarie geworden van het Neocatechumenaat en leidt jongeren uit diverse landen op tot priester. Tot zover deze boeiende tocht door het kerkelijk verleden van ons dorp.
De naam 't Veld zal voor altijd aan deze kerkhistorie verbonden blijven
Kerken in Zijdewind en 't Veld
Van welke kant je 't Veld ook benadert,
van verre zie je boven het dorp uit de toren van de Martinuskerk.
Geen grote,
hoge en indrukwekkende toren, maar lieflijk en bescheiden. Slechts 35 meter hoog bepaalt hij al ruim 135 jaar het gezicht van 't Veld. Het was het hoogste punt van het dorp.
Die positie is in mei 1996 overgenomen door de windmolen van het bedrijf van de gebroeders De Boer aan de
valbrugweg, die 40 meter meet.
Als je niet beter zou weten, zou je denken, dat de Martinuskerk er al eeuwen en eeuwen staat. Toch is men pas in 1853 begonnen met de bouw van de huidige
kerk. Daarvoor heeft er, vermoedelijk vanaf 1730, een houten kerkgebouw gestaan, niet groot en zonder toren.
V r 1730 kende men in 't Veld zelf geen echte kerk. Men kwam als katholieken samen in elkaars boerderijen of in de
bedehuizen van de zogenaamde 'Cloppen', vrouwen die zich hier vanaf begin 1600 gevestigd hadden vanuit Schagen om, letterlijk, in het veld te gaan wonen. In de archieven wordt ook gesproken over
enkele huizen in de Campen waar men
samenkwam.
E n van die huizen was dat van de allereerste pastoor van 't Veld, Bavo Costerus of met zijn Hollandse
naam: Havo Cleerbesem, die hier vanaf 1612 was gekomen. Hij had er een klein kappelletje ingericht en is zo begonnen met de parochie van 't Veld. Maar
pastoor Havo Cleerbesem werd door de
protestanten niet zo gewaardeerd. Men noemde hem 'De Paep Haef' en
verschillende keren is hij door de toenmalige schout en schepenen lastig gevallen.
Toen er na de vrede van Munster in 1648
naast het gereformeerde geloof ook andere geloven werden toegestaan en men
zelfs eigen kerken mocht hebben, heeft deze 'Paep Baef' ervoor geijverd om in
Zijdewind een eigen 'rooms preekhuis' te
hebben. Het werd een houten gebouw, ongeveer zeventien meter lang en veertien meter breed. Het stond vermoedelijk op de plaats waar nu Havenstraat nummer 37 gesitueerd is.
Dit 'preekhuis', zoals men het noemde, stond vermoedelijk in een boomgaard. Dat valt af te leiden uit wat er op 24 augustus 1649 gebeurde. Er zou een grootse vormplechtigheid plaatsvinden voor katholieken uit de wijde omgeving. Men spreekt zelfs van 3000 mensen uit het
hele Westfriese gebied. Vicaris Jacobus de La Torre, titulair bisschop van Efese,
zou de plechtigheid verrichten.
Dit kwam de officier Herman van der Woude ter
ore en die berichtte het aan de schout en schepenen van de Niedorperkogge.
Die oordeelden dat er dan wel
godsdienstvrijheid mocht zijn, maar nog geen kerkelijke hi rarchie. Aangezien een bisschop daartoe gerekend werd, kwamen zij in
actie om deze plechtigheid te
verhinderen. Met paard en wagen reed men er heen
om deze 'paapse afgoderij' met wortel en tak uit te roeien. Maar bij de Weel aangekomen, bemerkte men dat vele mensen via het zwaaien van zakdoeken elkaar waarschuwden tot in het preekhuis aan toe. Daar aangekomen zag men vele mensen in de boomgaard verzameld. Het stond er bovendien vol met paarden en wagens. De vicaris en andere priesters vond men er echter niet meer. Die waren inmiddels via de voerman Teun Peters langs de groene dijk van de pas drooggelegde Heerhugowaard gevlucht. De officier en de schout en schepenen werden door een woedende menigte twee uur lang vastgehouden in de kerk en daarna met stokken en rieken
verdreven.
Maar het verstoorde vormfeest kreeg nog een duur en vernietigend vervolg. Want enkele direct betrokkenen kregen zware boetes. Wat dacht u van het voor die tijd enorme bedrag van f 1.200,- dat Teun Peters moest betalen en de f 1.400,- die
pastoor Cleerbesem als boete kreeg! Bovendien werd hij als pastoor verbannen uit deze streken. Maar dat was nog niet alles.
Op 11 oktober 1649 kwam er een leger van 30 soldaten op last van hogerhand naar Zijdewind en maakte het 'preekhuis' met de grond gelijk. Kerkelijke attributen werden vernietigd of meegenomen en
alles werd gesloopt en vernield. Omdat men vermoedde dat pastoor Cleerbesem zich ondanks de verbanning nog ophield in de Campen, heeft men ook de Cloppen gesommeerd hun huizen te verlaten. Alleen enkele zeer oude klopjes mochten blijven.
In 1650 werd er nog melding van gemaakt dat 'Die Paep Baef' zich nog
altijd in Zijdewind en de Campen ophield, maar algemeen wordt aangenomen dat pastoor Bavo Costerus tot 1650 pastoor geweest is van 't Veld en Zijdewind en verre omgeving, want toen behoorden ook Warmenhuizen, Tuitjenhom,
Heerhugowaard, Oude- en Nieuwe Niedorp en Waarland tot de parochie.
In Zijdewind en 't Veld heeft er tussen 1649 en 1730 geen katholiek kerkgebouw meer gestaan. Men moest als katholieken weer terug naar de situatie van begin 1600: samenkomen in de huiselijke
omgeving van de woningen van de klopjes, die ondanks alles toch weer terugkeerden naar 't Veld.
Er wordt vermeld dat er rondom hen inmiddels een tiental huizen bijgekomen was, huizen die zich bevonden in wat we nu 't Veld-Oost noemen,
de -hoe toepasselijk- huidige Pastoor Cleerbesemlaan.
De gereformeerde kerk in Zijdewind
Om definitief een einde te maken aan 'de dagelijcks aangroeijende stoutichheid der pausgezinden' werd er beslist dat er nu in Zijdewind een gereformeerde kerk
gebouwd zou worden. De bedoeling was op de plaats waar het voormalige 'Roomse Preekhuis' gestaan had. In 1652 werd
deze kerk gebouwd, echter niet op de
plek van het voormalige 'preekhuis' maar elders, in de buurt van de plek waar zich
nu de rotonde van Zijdewind bevindt.
Het werd een bescheiden gebouw, slechts n beuk breed met een zadeldak. De gemeentebesturen van Nieuwe Niedorp en Winkel stonden garant voor de aanschaf van een preekstoel. Een opvallend iets, maar het had toch ook een politieke
achtergrond.
Te midden van dorpen die na
de reformatie overgegaan waren op het gereformeerde, wat later weer hervormde geloof genoemd werd, bleven 't Veld en Zijdewind katholieke enclaves in de
streek. Door het stichten van een gereformeerde of hervormde kerk hoopte men hier een wig in te drijven, maar dat is nooit gelukt. Wat dat betreft waren de Zijdewinders en Veldtemers toen al
eigengereide mensen, die zich niet gemakkelijk van hun standpunt aflieten brengen. Slechts vijf gezinnen in Zijdewind waren tot het gereformeerde geloof
overgegaan.
Het kerkje leed een kwijnend bestaan, want in de diensten die er eens per
veertien dagen gehouden werden, kwamen twintig, hooguit dertig mensen, voornamelijk uit Oude Niedorp. Bovendien meldde de kerkenraad in 1700 aan de
Gecommitteerde Raden van Hoorn, dat de kerk met grote schulden zat en aan een groot onderhoud toe was. Curieus, als we bedenken dat de kerk er pas 48 jaar stond.
Men had als Zijdewinders
blijkbaar weinig op met die vreemde kerk in hun dorp. Om toch aan de benodigde gelden te komen, werden er ten bate van de kerk extra belastingen geheven op het
tappen van bier, het slachten vee en
op de voorraad turf die men had. Of men toen ook de leuze had: 'Drink een biertje voor het behoud van de kerk', vermeldt
de geschiedenis niet, maar curieus is het wel!
Een andere maatregel tot het in stand houden van de kerk was bijna een halvering van het salaris van de koster. Dat ging achteruit van f 50,- per jaar naar f 30,- . Het mocht allemaal niet baten. Een
gedeelte van de kerk werd vanaf 1826 gebruikt als leslokaal en toen er steeds meer leerlingen kwamen in 1873 helemaal
verbouwd tot school. De preekstoel, het koorhek en de banken werden opgeslagen op de
zolder van de tot school omgebouwde kerk.
En zo verdween de kerk uit Zijdewind. Het was een gebouw geweest waar de dorpsbewoners weinig mee ophadden. Het was een kerk, opgedrongen door de burgerlijke bestuurders, maar nooit een kerk van de mensen zelf.
De koeienkerk
In 1920 werd de voormalige kerk en school verkocht aan Jan Droog die er zijn vee in stalde en
zo ontstond de naam: 'De Koeienkerk'. Hier hebben mensen wel weer nostalgische
herinneringen aan, want toen 'de Koeienkerk' vanwege de aanleg van de Hartweg in 1970 gesloopt werd, ging men toch een gezichtsbepalend gebouw in Zijdewind missen.
De klok en het uurwerk, die vanaf de overname door de heer Droog nog op kosten van de gemeente verzorgd waren,
gingen naar de gemeente Niedorp. De klok kwam te hangen in de nieuw gebouwde hervormde kerk in Nieuwe Niedorp. Het uurwerk werd eerst gerestaureerd en daarna in het gemeentehuis van Niedorp tentoongesteld, waar het nog
altijd aanwezig is.
Omdat men tot 1837 de doden begroef in de kerken, werden in de Zijdewinder kerk zowel hervormden als katholieken begraven. Vanaf 1837 probeerde men in
Zijdewind de mensen te werven met een gratis grafruimte op het kerkhofbij de kerk. Daar kwam echter een einde aan toen in 1853 in 't Veld een eigen katholieke begraafplaats werd aangelegd.
Een niet aangename kerk
Ondertussen was de situatie in 't Veld sinds het gedwongen vertrek van pastoor Cleerbesem in 1650 zo, dat men nog
altijd kerkte in de huizen van de klopjes en die van de pastoor. Hoe lang dat precies geduurd heeft is moeilijk te zeggen, maar ergens wordt er vermeld, dat er in 1730 een bescheiden kerkje staat, zonder toren. Wel stond er in die kerk een notenhouten preekstoel die in 1738 gemaakt was door Dani l Kleef. Daar is in ieder geval in het archief nog een keurig op
perkamentpapier geschreven nota van, die vermeldt dat de preekstoel 303 Hollandse guldens kostte.
In latere beschrijvingen wordt ook vermeld dat er een orgel in staat. Over deze kerk werd in 1809 geschreven: 'In een
afgelegen oord bij Niedorp, genaamd 't Veld, staat een kerk en een pastorij voor
het voornoemde dorp en omtrek. Alles is van hout getimmerd en het heeft niets
aangenaams.
Pastoor is dan Martinus Kouwenhoven
en de parochie telt 439 leden. De hier genoemde pastorie is vermoedelijk in 1722 gebouwd tijdens het pastoraat van de 12e pastoor van 't Veld, Johannes Bartels.
De kleine, 'niet aangename' kerk wilde men al in 1819 vervangen en ook enkele stukken in de archieven uit 1832 verhalen over
de bouwvallige staat van het oude kerkgebouwen de bouwen de financiering van
een nieuwe kerk Pastoor Van der Salm, die vanaf 1833 hier is, probeert op grond van deze stukken bij de koning in 1841 toestemming en subsidie aan te vragen om een nieuwe kerk te mogen bouwen. Het verzoek wordt afgewezen en als pastoor Van der Salm in 1846 vertrekt is er nog altijd geen nieuwe kerk.
De Martinuskerk
Pas in 1853 wordt er eindelijk een begin gemaakt met de bouw van de huidige kerk in 't Veld. Die bouw werd mede mogelijk gemaakt doordat de kerkelijke hi rarchie in Nederland in 1853 hersteld werd. De bisdommen werden vastgesteld en er kwam zelfs een 'Departement van de Roomsch katholieke
Eerendienst: De
toenmalige 22e pastoor van 't Veld, Nicolaas Husing kreeg op 17 maart 1853
vergunning om een nieuwe kerk te bouwen.
De begroting hiervoor stond op f 31.314,25. Geld hiervoor had men bij elkaar weten
te krijgen via een subsidie van het rijk a f 21.300,-. Dit geld kwam van het
toenmalige ministerie van Waterstaat, dat er bij veel te bouwen kerken op toezag dat
er zo goedkoop en effici nt mogelijk gebouwd werd. Vanwege deze bemoeienis worden deze kerken en dus ook de kerk van 't Veld 'Waterstaatskerk' genoemd.
Bovendien hadden 40 parochianen renteloze leningen gegeven aan de parochie vari rend in grootte van f 50,- tot zelfs
f 500,-. En dat in die tijd! Totaal kwam er zo f9.800,- binnen. Jaarlijkse loste de
parochie f 500,- af.
Architect van de kerk was Th. Molkenboer en het werk werd uitgevoerd door
aannemer
H. Heuvel. Opzichter was ene heer Janmaat. De kerk werd voltooid in 1854 en op 8 juni 1855 werd de laatste termijn aan de aannemer betaald. Er bleek voor f 798,94 meerwerk geweest te zijn. Dus alles bij elkaar kostte de nieuwe Martinuskerk f 32.113,19 terwijl ze 145 jaar later een verzekerde waarde kent van f 1.315.000,- ! Maar ja, wat wil je ook, als het loon van de bouwvakkers toen
gesteld was op f 1,70 per dag, terwijl men
nu aan het eind van de 20e eeuw voor een 8-urige werkdag liefst
f 120,- nettoloon betaalt.
Een verschil met de kerk zoals we die nu kennen, is dat het zangkoor over de hele breedte van de kerk liep, want er moesten over de hele lengte van de kerk dwarsbalken komen. Ook bleek er voorin, opzij van het altaar ( waar nu het mortuarium is) een trap naar zolder te zijn. Dit
kunnen we ons nu niet meer voorstellen, maar het kon gemakkelijk, omdat de kerk aan de kant van het altaar een rechte
hoge muur kende, zodat de kerk eigenlijk in een rechthoek gebouwd was.
De kerk werd de Martinuskerk genoemd, omdat er lang geleden, v r de reformatie, in Nieuwe Niedorp ook al een kerk gestaan had, die toegewijd was aan
Martinus.
Hoewel de kerk nog niet helemaal ingericht was met alle gebruiksvoorwerpen die we vandaag de dag nog altijd kunnen aantreffen, werd de kerk al wel volgens goed gebruik, geconsacreerd, en wel op
17 augustus 1863 door Mgr. Wilmer.
Langzaam maar zeker werd de kerk gevuld met diverse attributen. Allereerst werd
er een aantal banken geplaatst die nog uit de oude houten kerk kwamen.
Vervolgens werden er tegen beide zijmuren aan iedere kant achttien banken
geplaatst.
In het middenschip kwamen nog eens veertig banken. Daarvoor werden nieuwe stoelen geplaatst, 200 in getal, zogenaamde 'Sinjoors' stoelen met biezenmat en gepolitoerd. Ze kostten in totaal
f 330,40, zo meldt een rekening van 22 februari 1854. Het geheel werd, zo meldt het bestek uit 1853 ons, als volgt afgesloten: 'Er moet tegen de achterkant over de geheele breedte der kerk een beschot gemaakt worden met 3 deurtjes: Blijkbaar waren er
nog tekort banken, want in 1876 werden
er vijftien nieuwe banken geplaatst van Zeeuws 'ijpenhout' voor een totaal van
f 500,-. Vermoedelijk kwamen ze ter vervanging van de losse stoelen, maar helemaal zeker is dat
niet
Nog altijd is te zien van waaraf deze banken geplaatst zijn, want ineens verspringt halverwege de kerk de hoogte van de
zijkanten. Vermoedelijk waren er nog geen kussentjes in de banken en moest men maar gewoon op de houten banken
knielen, want tijdens de jaarlijkse visitatie van de Deken van Schagen in 1950 werd er gevraagd of het niet mogelijk is om
kussens aan te schaffen voor de kerkbanken. De hoogeerwaarde Deken zegt dan volgens de letterlijke weergave van de notulen: ' dat dit gauw f 400, -zal moeten
kosten. Besloten wordt daar voorlopig maar niet toe over te gaan . In 1978 kregen alle banken in de kerk de huidige kleuren.
De preekstoel
Het pronkstuk van de kerk was en is nog altijd de preekstoel. Maar deze werd pas tijdens het pastoraat van pastoor A.
Verstappen in 1866 geplaatst. Voor de somma van f 3.450,- wilde de firma Veneman uit Den Bosch deze leveren, maar de pastoor wist af te dingen en zo werd ze
geplaatst voor de somma van f3.100,-.
In een brief aan de firma Veneman besloot Pastoor
Verstappen tot de aanschaf van
deze dure preekstoel over te gaan met de volgende woorden: ' Nochtans laat ik er
toe overgaan in de hoop, dat God het werk moge zegenen en mijn boertjes mij niet in
de steek laten:
Deze preekstoel werd gemaakt naar een ontwerp, dat elf jaar daarvoor al op een tentoonstelling voor religieuze kunst in Parijs had gestaan. In de beschrijving staat, dat ze van echt wagenschot
gemaakt is, met twee trappen. In een grootse, meeslepende symboliek geven de beelden erop weer dat de boodschap van God tot ons komt door zijn Zoon, door de evangelisten en apostelen en door de kerkvaders.
Zo is de preekstoel immers opgebouwd. Bovenop het baldakijn staat Christus als leraar, als rabbi met het boek in de hand. Onder het baldakijn hangt
allereerst een witte duif, teken van Gods Geest die de predikant mag inspireren tot verantwoorde preken. Tegen de pilaar
aan staat de apostel Paulus met een kruis naast zich, dat een omgekeerd zwaard is. Rondom de kuip staan de vier evangelisten met de voor hen kenmerkende symbolen, verwijzend naar het begin van hun evangeli n: Mattheus met een
mensenkind aan zijn voeten; Marcus met de leeuw; Lucas met de stier en Johannes
met de gevleugelde adelaar.
De afbeeldingen rondom de kuip laten enkele verhalen zien uit Jesus' leven en dat van de apostelen: de bergrede aan de voorkant, Jesus als twaalfjarige in de tempel op de rechterdeur en het pinksterfeest op de linkerdeur. Onderaan staan vier kerkleraren uit de 4e,
5e en 6e eeuw, ook weer herkenbaar aan de bij hen passende symbolen: Ambrosius met de bijenkorf; Augustinus, zijn leerling, met een boek;
Hieronymus met een leeuwen paus Gregorius de Grote met de tiara.
Op de trappen en her en der sieren tien engelen het
geheel op. Tien, gelijk het aantal woorden van God op de stenen tafelen van Mozes. Twee van hen houden boven op het baldakijn het bord in de hand met de woorden: 'Mijn woord is waarheid en leven'.
Voor predikanten aan het eind van de 20e eeuw klinkt dat erg pretentieus en het is daarom, en om mensen geen stijve nek te bezorgen van het op moeten kijken tegen preekstoel en predikant, dat we niet meer vanaf daar preken, maar tegenwoordig bescheiden op het slechts drie treden
tellende verhoogde priesterkoor. Enkele malen heeft pastor Theo Vertelman nog de preekstoel beklommen om de beelden en de symbolen ervan uit te leggen. De laatste keer tot nu toe dat hij erop gestaan heeft, is geweest in de kerstnacht van
1997 om de collecte aan te kondigen.
Gedachtig het gezegde: 'E n klap op de preekstoel en het geld stroomt binnen', heeft hij vandaar met n klap op de preekstoel de collecte aangekondigd. Net als klapschaatsen aan het eind van de 20e eeuw voor records zorgden bij het schaatsen, zorgde deze 'klapcollecte' ook voor een record. Met f 4.460,10 was deze
kerstcollecte toen echt een klapper. En dat dankzij de preekstoel!
Dit pronkstuk van de Martinuskerk werd in oktober 1866 ingewijd en in gebruik genomen. Terecht siert het nog altijd
onze kerk, ondanks het feit, dat er rond 1974 plannen waren om deze te verwijderen of op zijn minst ergens anders in
de kerk te plaatsen, vanwege het belemmeren van een goed zicht op het altaar.
Het orgel
Er werd ook een
orgel geplaatst, kennelijk het instrument dat in de oude kerk had gestaan, want
er is een rekening van de firma Ypma uit Alkmaar waarop vermeld staat dat men
het oude orgel uit elkaar genomen en in de nieuwe kerk geplaatst heeft voor f
75,-! Maar al gauw wilde men het vervangen door een nieuw orgel. Daarvoor had
men al in 1868 een orgelfonds gevormd dankzij giften van de parochianen.
In 1871 was er
voldoende geld binnen en kon de firma Ypma voor de somma van f 4.050,- een
mechanisch orgel plaatsen met twee klavieren en achttien registers. De houten
kast om het orgel (met zijn prachtige voorfront) werd voor f 2000,- vervaardigd
door de inmiddels bekende firma van de preekstoel en de communiebank uit Den
Bosch, de firma Veneman. Op de drie torens van het orgel staat een fraaie
beeldengroep, voorstellende in het midden David met de harp en aan weerszijden
een engel. Samen voor ruim 6000 gulden had men toen vanaf 12 december 1871 een
schitterend orgel.
Vijftig jaar
later was het orgel aan herstel toe. Het bleek een grondig herstel te moeten
worden, want in een brief van 4 juni 1926 werd door de opvolgers van de firma
Ypma, Jos Vermeulen en zijn medewerkers, geadviseerd om van het mechanische
systeem over te stappen op een pneumatisch, dat beter en meer eigentijds was.
Dit advies werd
opgevolgd en in 1926 werd het orgel grondig verbouwd. Tegelijkertijd verdween er
aan weerszijden een stuk van de koorzolder die oorspronkelijk over de hele
breedte van de kerk was gesitueerd. Zo verkreeg men een betere lichtinval
beneden in de kerk. Om toch voldoende ruimte voor de zangers te cre ren werd het
orgelfront naar achteren geplaatst en kwam het binnenwerk van het orgel in de
toren terecht. Dat daardoor minder ruimte voor de orgelpijpen overbleef loste
men op door vier hoger klinkende registers te verwijderen (de Quint 3 , de
Octaaf 2 , de Mixtuur en de Cornet). Twee registers (de tongwerken ) werden
vervangen door een nieuwe trompet en een hobo. Het geluid werd door dit alles
wel minder, maar het voordeel was dat er niet alleen een heel modern orgel
stond, maar dat ook de organist nu zowel het zangkoor als het priesterkoor kon
zien omdat de claviatuur in een
vrijstaand meubel v r het orgel kwam te staan.
Weer vijftig jaar
later, in 1976, werd er geconstateerd dat het orgel opnieuw aan restauratie toe
was. Met name het eiken pijpwerk moest grondig hersteld worden. Uiteindelijk is
dat in 1983-1984 geschied voor de somma van f 55.000,-. Het grootste deel van
dit geld werd bijeen gehaald door middel van een loterij, die onder de
toepasselijke leuze: 'Speel mee met het orgel' f 30.460,- opleverde.
Met enkele
aanpassingen erbij kon men nu zeggen dat het orgel door deze restauratie in een
betere toestand verkeerde dan indertijd in 1926. Met name de fluitregisters zijn
volgens de kenners het pronkstuk van het orgel. Het verzekerde bedrag bedroeg
daarna f 315.600,-. Met een feestelijk concert op 6 mei 1984 werd door organist
Jan Raas, professional op dit gebied en oud-plaatsgenoot, het gerestaureerde
orgel weer in gebruik genomen.
Dat in 1926 vier
registers uit het orgel zijn weggehaald betekende dat een belangrijk deel van de
sprankelende klank van het instrument verloren ging, en dit verlies bleef toch
knagen. In 2006 zijn verkenningen begonnen naar de mogelijkheden tot
restauratie, met als resultaat in 2009 dat orgelbouwer Pels & Van Leeuwen uit
s-Hertogenbosch in de beperkte ruimte achter het orgelfront alle vier verdwenen
registers terug wist te plaatsen. Bovendien kon hij het pedaalwerk met drie
registers verrijken. De kosten van al deze werkzaamheden bedroegen ca.
70.000,-. Dit geld is in twee jaar bijeengesprokkeld, waarbij o.a. aan
parochianen de mogelijkheid werd geboden orgelpijpen te adopteren.
Tijdens een
feestelijke viering op zondag 6 september 2009, waarbij het Gemengd Koor Sint
Caecilia zich niet onbetuigd liet, vond de inspeling van het orgel door Ton
Janssen plaats. Na een bewogen geschiedenis van bijna 140 jaar staat het orgel
nu weer in volle glorie in de Martinuskerk en biedt het zelfs meer
gebruiksmogelijkheden dan in 1871!
Voor de
volledigheid volgt hieronder de huidige dispositie van het orgel.
Manuaal I
Manuaal II Pedaal
Bourdon
16 Prestant 8 Subbas 16
Prestant
8 Viola di Gamba 8 Bourdon 8
Salicionaal
8 Bourdon 8 Open Fluit 4
Holpijp
8 Salicet 4
Octaaf 4 Roerfluit 4
Speelhulpen
Fluit
4 Speelfluit 2 Tremulo
Quint
3 Basson-Hobo 8 I+II
Octaaf
2 P+I
Mixtuur
2-3-4 st P+II
Cornet
4 st I+II 16
Trompet
8 I+I
4
Vaste Combinaties
Manuaalomvang
C f 3 Automatisch Pedaal
Pedaalomvang
C d1
De altaren en het Martinusschilderij
Uiteraard kwam er in de kerk een altaar. Zelfs drie altaren werden er geplaatst door de beeldhouwer P.J. de Cuyper, die ook in 1859 het Martinusbeeld leverde, dat in de voorgevel van de kerk kwam.
In de kerk kwamen er links en rechts zijaltaren. Deze waren naar goed gebruik toegewijd aan Jozef en Maria. Het beeld van Jozef staat nog altijd boven het rechter altaar. Aan de linkerkant kwam het Maria-altaar, met haar beeltenis: Jozef rechts, Maria links, de mannen aan de rechterkant, de vrouwen aan de
linkerkant.
Het pronkstuk werd natuurlijk het hoofdaltaar in het midden. In 1927
kwam boven dit altaar het majestueuze, alle aandacht trekkende schilderij met Sint Maarten erop.
Het is geschilderd door de Blaricumse kunstschilder Oosterman, die er een rekening van f 1000,- voor indiende met de vermelding: 'De wonderbare mis van de H. Martinus: Hij heeft zich vast en zeker laten inspireren door Rubens' schilderij: 'De wonderen van St. Ignatius' uit 1619.
Ons schilderij vertelt het verhaal van Martinus die al bisschop van Tours was. Op weg naar de kerk met zijn assistent,
de diaken, kwam er een naakte bedelaar achter hem aan die vroeg om wat kleren.
Martinus gaf zijn diaken de opdracht op de markt een kleed voor hem te kopen. Maar dat deed de diaken niet. Aangekomen in de kerk wilde Martinus zich in de sacristie voorbereiden op de viering.
Ineens stond de naakte bedelaar weer voor hem. 'Heeft mijn diaken je geen kleed
gegeven? Hier neem mijn kleed'. Nu bleef Martinus zelf naakt achter in de
sacristie. Ondertussen wachtten de mensen in de kerk, maar wat er ook gebeurde, er kwam geen bisschop het altaar op. Ten einde raad kwam de diaken naar de sacristie om te vragen wanneer de viering zou
beginnen. Binnengekomen, zag hij Martinus zonder kleren. 'Eerst moeten de
naakten gekleed worden', zei Martinus. Vlug rende de diaken naar de markt.
Kocht het eerste het beste kleed dat hij aantrof en snelde naar de kerk terug.
Martinus trok het aan, maar het stond hem helemaal niet: mouwen te kort,
lengte niet goed, het was geen passend; kleding om het altaar te betreden. Maar Martinus ging in die kleding de kerk binnen en begon de mis. Tijdens de viering zo vertelt het verhaal, zagen de aanwezigen tot hun grote verbazing ineens Martinus in een krans van licht. Zijn gezicht straalde en engelen kleedden hem met een gouden
kleed.
Dit verhaal over onze parochiepatroor Martinus straalt ons vanaf het altaar tegemoet.
Bovendien vertellen de twee schilderijen uit vermoedelijk 1850 achterin ook iet over Martinus.
Aan de mannenkant het bekende verhaal over de bedelaar die dehelft krijgt van de soldatenmantel van Martinus.
Aan de vrouwenkant zien we Sint Maarten als zorger voor de zieken Overigens bleek het hoofdaltaar uit he begin in 1871 al niet meer te voldoen, want het werd in dat jaar vervangen.
Op zijn beurt werd dit altaar weer in 1927 vervangen door het huidige marmeren altaar, dat inclusief tabernakel f 4.950, kostte en geleverd werd door de firma Maas en zonen uit Haarlem, de
beeldhouwers, die, zo vermeldt de rekening trots, ook de beeldhouwers van de nieuwe kathedraal aldaar waren.
Het hoofdaltaar doet echter sinds 1970 bijna geen dienst meer, omdat sindsdien de liturgie gevierd wordt met het gezicht naar het volk. Daarom werd er toen een verrijdbaar houten altaar door Jaap
Poland vervaardigd, gemaakt uit de voormalige communiebanken.
De beide zijaltaren zijn bij de grote restauratie in 1954 in hun huidige vorm ge- maakt. Het hout maakte toen plaats voor het zwarte marmer.
Een warme kerk
Aan het eind van de 20e eeuw vind je het als kerkganger heel gewoon dat het er in de winter warm is. Maar het idee 'kouwe kerken' ligt nog niet zo lang achter ons. Tot 1928 stond er een grote kolenkachel achter in de kerk, hetgeen betekende dat je het er vlakbij zittend snikheet had, maar verderop ijskoud. Die ene kachel was te klein voor het grote gebouw.1n 1929 kwam er centrale verwarming, dat wil zeggen, er werd een kachel geplaatst die, gestookt op kolengruis, de warmte de kerk inblies. In 1957 kwam de oliekachel in de kerk te staan. Dat was wederom een verbetering, maar het bleef nog lang
koud in de kerk.
Zo moest je als pastor zondagmorgen om zes uur je bed uit om de kachel aan te zetten. En dan was het een kwartier voor aanvang lekker warm, maar zodra de mensen binnenkwamen
en de deur steeds open ging, kwam de kou ook weer binnen. Bovendien moest de kachel tijdens de vieringen uit, omdat ze zoveel lawaai maakte. Naarmate de viering vorderde, voelde je het kouder worden. Gelukkig verdwenen deze bezwaren toen in september 1990 de gaskachel kwam met vele voordelen: via een tijdklok in te schakelen, binnen drie kwartier warm en dankzij zijn
fluisterzacht geluid ook tijdens de vieringen constant aan.
Andere voorwerpen in de kerk
Er zou over meerdere voorwerpen in de kerk nog iets te vertellen zijn.
Na de bouw van de kerk kwamen er in 1880 kruiswegstaties, die in 1926 vervan- gen werden door de huidige. De kleur hiervan was eerst creme-achtig, maar in 1961 werden ze wit geschilderd zoals we ze nu nog altijd kennen.
Er zijn pastoors die geen microfoon nodig hebben. Ze zijn toch wel te verstaan. Dat moet zeker tot 1969 geduurd
hebben, want er wordt vermeld dat er dan pas een geluidsinstallatie kwam f 3.702,-. Deze voldeed maar korte tijd, want in
december 1983 kwamen er nieuwe microfoons en in december 1996 werd de gehele geluidsinstallatie vernieuwd.
De toren
Halverwege de 19e eeuw stond er dus een prachtige kerk midden in het dorp, met
een toren. Maar er zat nog geen uurwerk in. Dat kwam in 1868. Voor f 600,- leverde de firma Vos uit Nuenen de klok voor deze toren.
De kerktoren heeft vanaf het begin nogal wat problemen opgeleverd, want al in
1880 moest er een bijzondere restauratie plaatsvinden. Voor f 2.000,- werd dit
gedaan. In 1898 volgt er opnieuw groot onderhoud, deze keer voor f 869,205.
Ja inderdaad, twintig en een halve cent achter de komma. Dan duurt het even totdat de toren in 1982 helemaal in de steigers wordt gezet om het nodige te repareren
en in 1989 onderheid wordt, omdat er verzakking en scheurvorming ontstond.
In de Tweede Wereldoorlog werd de bronzen luidklok uit de kerktoren verwijderd. Duitsland eiste al het metaal op
voor haar oorlogsindustrie.
Pas in 1951, als pastoor Van der Burg 45 jaar priester is, komt er voor f 5.082,- een nieuwe bronzen klok terug in de toren, die tot op de dag van vandaag haar klanken laat horen over 't Veld en omstreken.
In de klok staan de woorden: Altera a Germanis rapta. Paroecia me donavit occasione XLV anniversarii sacris ordinis diei pastoris sui in honorem s. Martini A.D.1951' (De andere is door de Duitsers gestolen. De
parochie heeft me deze gegeven b.g.v. de
45e verjaardag van de heilige dagelijkse dienst van zijn herder ter ere van Sint Maarten in het jaar des Heren 1951).
Tijdens de grote verbouwing in 1954 moet er ook iets aan het uurwerk gerestaureerd worden of moet er misschien zelfs wel een heel nieuw uurwerk komen. Maar in de vergadering van het kerkbestuur in mei 1955 constateert pastoor van der Burg dat de klok door de heer Wester, hoofd der rooms-katholieke jongens- school, weer gemaakt was.
Letterlijk staat er in het notulenboek: 'Pastoor voorz. Deelde mede, dat de klok kostelijk gerepareerd was door den heer Wester en hij doet het nog goed en als dat zo blijft dan is dat een voordeeltje van f2.000,-, want dat stond op de begroting. Pastoor voorz. zal Wester
voor zijn kosteloos werk wat sigaren sturen. Volledige instemming.
Verlichting van de wijzerplaten kwam er in 1963, toen de kerk 100 jaar bestond en het gemeentebestuur van Oude Niedorp dit bij die gelegenheid schonk. Sindsdien
kun je 's avonds al van verre de vertrouwde kerkklok zien, als een licht in de nacht. De verlichting van het kruis wordt sinds
begin 1990 ieder jaar keurig bijgehouden
door Theo Koopman en Marcel Groot, waarvan de laatste steeds in 'het bakkie'
van de firma Bleeker, bestuurd door Arie Moras, naar boven wordt gehesen. ledere keer weer een spectaculair iets om te zien, van zowel dichtbij als van verre.
Giften en geschenken
Sinds de Martinuskerk hier staat, blijkt dat de bewoners van 't Veld en omliggende dorpen veel en veel meer voor deze kerk over hadden dan ooit voor het 'Preekhuis' in Zijdewind. Dit werd hun Martinus en het was en is nog altijd 'onze' Martinus- kerk. Van het begin af aan droeg men er aan bij. Denkt u maar aan de renteloze lening, die parochianen voor de nieuw te bouwen kerk geschonken hadden voor
een bedrag van f 9.800,- .
Maar ook de preekstoel is bekostigd door vrijwillige bijdragen van de parochianen. Daarnaast hebben verschillenden de kerk kostbare ornamenten geschonken bij diverse
gelegenheden. Zo waren op 9 november 1869 Dirk Kuilboer en Trijntje Stam 25 jaar
getrouwd. Bij die gelegenheid schonken zij de kerk twee bloemenvazen van f 40,- per stuk, uiteraard met bloemboeketten erin, maar die kostten toen ook al f 10,- per stuk en dat in die tijd!
In 1870 schonken Joannes Hendrikszoon Wit en Johanna Smit een epistel- en evangelieboek in rood fluweel met twee gouden sloten ter waarde van f 70,-.
1870 Was toch een goedgeefs jaar, want toen in dat jaar Trijntje Zijp, weduwe van Piet Schilder, er zeer slecht aan toe was, bediend werd en toch weer herstelde, schonk zij uit dankbaarheid een zilveren altaarbel a f 135,- met daarop de afbeelding van de vier evangelisten.
Aangestoken door dit goede voorbeeld gaf Bregje Schoneman, de weduwe van Gerrit
Veldman, na een zware ziekte waar zij van herstelde, eenzelfde even dure zilveren
altaarbel. Beide zijn nog altijd in gebruik tijdens de kerst-, paas- en pinkstertijd.
In datzelfde jaar werd op het feest van Sint Maarten voor het eerst een prachtig geborduurde stola, met in het zilver de afbeelding van Martinus erop, in gebruik genomen, zomaar geschonken door
Willem Groot en Maaltje Ploeger. Waarde:
f 125,-.
De jongeren wilden toen niet achter blijven en schonken de grote communiebank, die uit hetzelfde hout als de
preekstoel vervaardigd en door dezelfde firma Veneman gemaakt was. Twee knielende engelen met een kandelaar in de handen sierden de hoeken op. Hoe duur dit
geheel was, is jammer genoeg niet meer terug te vinden. Maar op de zondag na Sacramentsdag werd deze communiebank voor het eerst gebruikt.
Jarenlang hebben mensen er de communie aan ontvangen, totdat de liturgievernieuwing na het 2e Vaticaansconcilie (van 11 oktober 1962 tlm 8 december 1965) ook hier eind
jaren 60 zich liet zien en de priester met het gezicht naar de mensen toe de viering deed.
De communiebank is door Jaap Poland in 1970 omgevormd tot een houten, verrijdbaar altaar en een staande
lessenaar, waar vanaf die tijd de woorddienst gehouden werd.
Maar de geschenken aan de parochie hielden niet op. In vogelvlucht noemen we hier nog een processievaandel van Maria, geschonken in 1871 door Klaas Koomen senior; een vaandel van Sint Maarten in hetzelfde jaar door Neeltje Hof-Weel (ieder a f 130,-); een tulen communiekleed door Albert Wit en zijn huisvrouw Neeltje Pepping (prijs onbekend); b.g.v. hun 25-jarig huwelijk op 7 mei 1873 en het huwelijk van hun oudste dochter Geertje met Petrus Annes op
dezelfde dag, schonken dhr. en mevr. Cornelis Bleeker en Guurtje Stoop, zes koperen kandelaars ter waarde van f 400,- en deze sieren nog altijd ons altaar-
Dat was allemaal in de 19e eeuw. Maar ook in de 20e eeuw was de goedgeefsheid van de mensen alhier bekend. Anderen bleken hiervan zelfs misbruik te maken. Op 1 e pinksterdag 1926 ( de kermis bestond nog niet) waarschuwde pastoor Kok de mensen in de kerk met de
volgende mededeling: 'De gelovigen worden gewaarschuwd geen aalmoezen te geven aan rondtrekkende vreemdelingen, die niet voorzien zijn van een eigenhandig ondertekend verlof van Z.D.H. den Bisschop. Men zij ook voorzichtig met personen die zich voor religieuzen uitgeven, met kalenders of andere dergelijke zaken venten en zelfs misintenties trachten in te zamelen.
Wie dergelijke personen aan zijn deur krijgt gelieve den pastoor der parochie te waarschuwen.' Gelukkig voor de parochie bleven
mensen bereid om veel bij te dragen aan de Martinuskerk. Iedere veertien dagen
werd er t.t.v. pastoor Kok, tijdens de grote restauratie, gecollecteerd 'voor de sieraden der kerk'. Maar naast deze collectes
vertaalde de vrijgevigheid zich in het begin van de 20e eeuw vooral in schenkingen van landerijen, wals een stuk land van I. Koemeester in Zijdewind in 1905, of zelfs een huis in de Oosterkampen in 1907 van de weduwe Maartje Nieuwboer-Schilder of een legaat in 1932 van Reinsje Dekker, de weduwe van Jan Pannekeet, die onder andere bestond uit een woning met erf
en grond in 't Veld. De op 7 januari 1943 overleden Josephus Hurkmans uit Zijdewind had zelfs de Martinusparochie als enige erfgenaam
aangewezen.
Ook na de Tweede Wereldoorlog kwamen er nog diverse geschenken. Zo schonk Jacob Tesselaar de parochie een kruisbeeld, omdat zijn gezin op
wonderbaarlijke wijze een bombardement overleefd had. In 1954-1955 moesten de kerk en de pastorie grondig gerestaureerd worden. Om gelden daarvoor binnen te halen, ging kapelaan Den Hollander de boeren langs om te vragen of men van de nieuw geboren lammeren er eentje aan
de kerk wilde afstaan. Deze lammeren werden 'kerklammeren' genoemd en in
de vergadering van het kerkbestuur op 22 juni 1956 meldt kapelaan Den Hollander trots ' dat hij 19 kerklammeren heeft weten te plaatsen en 14 droge lammeren'.
De laatst bekende grote geldelijke gift kwam in 1989 toen Adriana Wijnker-de Koning, voor iedereen beter bekend als Tante Sjaan, de parochie na haar dood f 107.000,- naliet. Als herinnering aan haar werd hiervan onder andere een nieuwe kerststal gekocht, die kerst 1989 voor het eerst in de kerk stond. Parochianen die onbekend wensen te blijven gaven pastor Vertelman in 1996. een nieuwe kofel met diverse stola's en schonken onze kerk een processiekruis, dat met name bij uitvaarten dienst doet.
Kerkenveilingen en restauratie
Ook vele andere inwoners van onze
dorpen droegen bij aan de Martinus. Dat gebeurde vooral tijdens de kerkenveilingen die verschillende keren gehouden werden als er weer een grote restauratie aan de kerk of pastorie plaats moest vinden. Op deze avonden bleken alle leeftijdsgroepen bij te dragen door iets beschikbaar te
stellen. Zo bracht de kerkenveiling voor de toren op 30 januari 1982 een bedrag op van f 39.880,-. De veiling voor het dak van de kerk en de onderheiing van
wederom de toren bracht op 29 oktober 1988 f 60.789,52 op, terwijl voor het zelfde doel in mei daarvoor al f 12.000,- binnenkwam via een sponsorfietstocht.
De veiling om de pastorie te kunnen verbouwen leverde op 16 mei 1992 liefst
f 71.195,75 op. De laatste gehouden veiling in de 20e eeuw op 8 november 1997 voor het voegwerk van de toren en de kerk bracht ook weer een groot bedrag op: f 66.566,51. Dit voegwerk werd uiteindelijk uitgevoerd in maart tot en met juli 1999.
Maar niet alleen met geld droeg men bij aan de Martinus, ook door inzet en werkzaamheden. Talrijk zijn de mensen die vele uren gratis beschikbaar stelden bij de diverse
restauraties.
En wat te denken van de vele dames die
in 1979 onder leiding van mevr. Kreling, de huisgenote van pastoor Stam, uren mee geknoopt hebben aan de vloerkleden voor op het priesterkoor!
De meest
recente activiteit van vrijwillige inzet werd verricht in 1997, toen er bij de herdenking van 1600 jaar Sint Maarten met 25 dames en n heer een geheel eigen ontworpen Martinusdoek gemaakt werd vol symboliek en betekenis. Op 25 oktober 1997 werd dit onthuld en nu siert het de zijwand linksachter in de kerk.
Zo hebben mensen in de 19e en de 20e eeuw laten zien dat zij de Martinuskerk een warm hart toedragen. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de vele, vele vrijwilligers in koren, groepen en verenigingen. In 1999 telden we 465 mensen die nog altijd actiefbetrokken zijn bij de Martinusparochie.
Uit dit alles blijkt, dat zeer veel mensen, jong en oud, kost wat kost dit gezichtsbepalende ge- bouw in 't Veld willen behouden tot ver
in de 21e eeuw.
En als mensen er grote of kleine bedragen en vooral inzet en belangstelling voor over blijven houden, dan zal dat vast en zeker lukken!
De pastorie
Bijna als een vanzelfsprekende
aanleunwoning staat de pastorie in het verlengde van de kerk. Zij heeft als huisnummer Rijdersstraat 109 gekregen, de kerk nummer 107. Nadat de kerk voltooid was in 1854 werd er daarna begonnen aan de volgende bouwklus: een pastorie.
Op 24 februari 1863 vond om 12:00 uur in de herberg te Zijdewind de aanbesteding plaats van, zoals het omschreven werd, 'eene nieuw te bouwen pastorij'. Onder
leiding van pastoor Verstappen werd dit gedaan en de klus werd gegund aan de
laagste inschrijver Hendrik Janmaat uit Nieuweveen voor de somma van f 14.500,-.
Er is nog een precies en exact bestek aanwezig.
Daarin staat vermeld, dat het steenhouwerswerk uit de groeve van Escausine moest komen, dat het glas Frans wit glas moet zijn, '1e kwaliteit zonder brand, weer of eenig ander gebrek'. Dit glas komt in tien ramen beneden en twaalf boven. Aan de oostgevel zijn wel zes ramen aanwezig, maar ze blijven dichtgemetseld. Ze zijn wel duidelijk te herkennen als raam,
maar slechts n is voorzien van glas. In 1954 worden er vier van deze blinde ramen alsnog opengebroken en voorzien van glas.
Na de grondige restauratie in 1992 zijn er dertien beneden (waaronder de terrasdeur aan de oostzijde) en twaalf boven. Nog altijd is er nu een zo'n 'blind raam' bovenin aan de oostzijde aanwezig.
Grappig is ook te lezen, dat er bedsteden in moesten komen met alkoven in de
kamers boven. En op de zolder moest 'een meidenkamer komen met bedstee en kast. Deze is er is er nog altijd en dient
nu als opslagruimte van liturgische attributen voor de grote kerkelijke feesten.
Ook moest er op het dak een torentje komen met luidklok. Jarenlang heeft dat erop gestaan tot het in 1954 verdween doordat het teveellekkages veroorzaakte.
In 1994 hebben Cor Stadegaard, Piet en Theo Bakker, Bart Bakker en Chris van den Hoek dit torentje weer herbouwd, nu echter ronder luidklok.
Wat ook opvalt in het bestek is, dat het gehele werk op 1 november 1863 gereed moet zijn, anders kost het de aannemer
f 20,- per dag. Die datum werd vermoedelijk niet gehaald, want aan de westgevel van de pastorie is nog altijd te zien, dat
de eerste steen gelegd werd op 27 april 1865 door het toenmalige kerkbestuur bestaande uit: A. Verstappen, pastoor,
P. Schilder, W. Groot, N. Koomen en
C. Bruin. En het heeft uiteindelijk ook meer gekost want de totale bouwsom blijkt later f 19.103,46 te zijn.
Aan de pastorie hebben drie grote restauraties plaatsgevonden. Twee keer liep dat gelijk met grote restauraties aan de kerk. In 1926 werd met name het tussenstuk tussen de pastorie en de kerk uitgebreid van een eenvoudige gangetje naar een ruimere gang en keuken. De 'pastoors- meid' kreeg onmiddellijk naast de keuken een eigen kamertje, al vonden mensen
terecht dit kamertje, dat later 'Het kamertje van Marje' genoemd werd, wel erg klein. Er paste net een bed, een tafel, een stoel
en een kast in.
In 1926 kwam er ook glas-in-lood in de ramen. Het gaf een chique indruk, maar bij de renovatie in 1992 zijn de ramen weer voorzien van, zoals al in het bestek van 1863 stond, 'wit glas'.
In 1954 is het bovengedeelte van de westelijke muur helemaal vervangen, omdat het te slecht was. Dezelfde stenen kwamen er in als die, welke gebruikt zijn voor de nis boven de kerkingang waar eerst het beeld van Sint Maarten stond. Ook werden bij deze restauratie opnieuw de keuken en de gang aan de kerkkant uitgebreid. Er kwam een extra toilet 'voor het personeel' en op de eerste verdieping
kwam er een badkamer, uiteraard niet voor het personeel.
In dat jaar 1954 kwam er ook centrale
verwarming op oliestook, terwijl in juni 1956 werd besloten telefoon aan te leggen in de pastorie.
De laatste grote restauratie was in 1992 en werd uitgevoerd door de firma Zomerdijk. De hele pastorie is toen van binnen bijna helemaal gesloopt. De familie, Vertelman heeft in die periode van maart t/m augustus in caravans gewoond in
de pastorietuin.
Er kwamen er twee, n om te wonen en n om als tijdelijke vergader- en werkruimte dienst te doen. Via een grote hijskraan werden de woonunits over de tuinmuur en het dak van de pastorie in de tuin neergezet.
De pastorie werd nu zo ingericht, dat d ene helft aan de oostzijde woonruimte werd voor de pastor en de andere zijde aan de kerkkant het echte parochi le gedeelte. Er kwam overal dubbelglas in de ramen, de muren werden extra ge soleerd en het plafond werd verlaagd. Dat alles leidde er al heel snel toe, dat de gasrekening aanmerkelijk lager werd, want in
oude, tochtige pastorie werd per jaar ruim 10.000 m3 gas verbruikt, in de nieuwe situatie 7000 m3.
Dankzij vele vrijwilligers werd de klus geklaard. Zeker de heer Siem Kramer het er gedurende vele maanden heel veel
uren belangeloos in gestoken.
Terecht dat hij aan het eind van de restauratie op 4 oktober de zilveren Martinusspeld kreeg uitgereikt voor zijn vele werk. Als beloning mocht hij ook nog het naambordje onthullen van het parochiegedeelte dat nu 't Martinushuis ging heten.
Dit Martinushuis doet nu alweer heel wat jaren dienst als een ontmoetings- en
vergaderplek voor vele groepen in de parochie en het dekenaat Schagen. Ook dit boek, dat
u nu in handen heeft, kwam hier tot stand, want vanaf augustus 1998 tot eind 1999 kwamen de schrijvers ervan hier bij elkaar.
Met een Bovenzaal en een Tuinzaal als vergaderruimtes, een aparte stencil- en administratieruimte en een ruime
werkkamer voor de pastor is de pastorie ook voor de parochie zelf een enorme verbetering geworden. Het blijkt een huis
geworden te zijn waar mensen vaak aanwezig zijn. Het is een centrum geworden
van vele activiteiten, terwijl daarnaast de pastorie een uitstekende woonruimte biedt. De hele renovatie mag dan wel
f 400.000,- gekost hebben, maar er is nu ook iets moois voor teruggekomen. De Martinusparochie en alle bewoners van onze dorpen mogen er trots op zijn, dat men dit samen heeft weten te
verwezenlijken.
Er is in deze bijna anderhalve eeuw heel wat gebeurd in de pastorie. Mensen kwamen er met hun verdriet en zorgen, met hun vreugde en geluk, met vragen en problemen. Een opmerkelijk ding mag zeker niet onvermeld blijven. Op 5 januari 1983 werd er 's middags om tien over half vier in de pastorie een kind geboren. Een unieke gebeurtenis in een huis, waar zolang alleen maar celibataire pastoors en kapelaans met ongehuwde huishoudsters woonden. Maar nu was het heel legaal, want het was de dochter van de gehuwde pastoraal werker en zijn vrouw Gerda: Mirjam Vertelman. Als iemand niet de deur achter zich dicht doet, zeggen we vaak: 'Ben je in de kerk geboren!' Als Mirjam het niet doet, kan zij in ieder
geval zeggen: 'Bijna!'
Degene die haar mede ter wereld heeft helpen komen, was dokter Hageman. 'Al is het midden in de nacht, bel me en ik kom, want dit unieke feit wil ik niet
missen', zei hij en hij was erbij. Zo was ook
hij getuige van een bijzonder moment in de geschiedenis van de pastorie van
't Veld.
Welke bijzondere gebeurtenissen zal deze pastorie in de 21 e eeuw nog meemaken!
|
|
|
|